woensdag 31 december 2014

Eindejaarslijstje 2014

Het is weer tijd voor de traditionele eindejaarslijstjes. Hieronder volgen mijn 10 favoriete albums van het afgelopen jaar. Ook nu weer is dit lijstje volkomen subjectief en arbitrair. Waarschijnlijk zul je onderstaande albums niet eens aantreffen op de in de media circulerende jaaroverzichten. Wie weet inspireer ik je nog tot het doen van nieuwe ontdekkingen.


  1. Matt Schofield - Far As I Can See
  2. Marc Ford - Holy Ghost
  3. John Hiatt - Terms of My Surrender
  4. Rich Robinson - The Ceaseless Sight
  5. Joep Pelt - Show Me the Way
  6. Robert Cray Band - In My Soul
  7. The Black Keys - Turn Blue
  8. Gary Clark Jr. - Live
  9. Drive-By Truckers - English Oceans
  10. Joe Bonamassa - Different Shades of Blue

Rest mij alleen nog alle lezers van "Blues For the Lost and Found" een gelukkig, voorspoedig, gezond en muzikaal 2015 te wensen!

Op de valreep (3)


De Amerikaanse stad New Orleans is zo'n stad met een rijke muzikale geschiedenis en van grote invloed op de Amerikaanse muziek. Deze stad heeft dan ook de nodige muzikale iconen voortgebracht. Een daarvan is Dr. John. Al zijn gehele carrière combineert Dr. John allerlei muziekstijlen tot een psychedelische smeltkroes van blues, jazz, funk, etc. Hij heeft hier dan ook heel toepasselijk de bijnaam The Nighttripper aan te danken. Maar dit album gaat niet over Dr. John. Dit album gaat over een andere muzikale grootheid uit New Orleans. Dit album gaat over Satchmo, oftewel Louis Armstrong. Dr. John beschouwt Armstrong als een van zijn muzikale voorbeelden en ”Ske-Dat-De-Dat” is dan ook een eerbetoon aan zijn grote held. ”Ske-Dat-De-Dat” bevat 13 liedjes van Louis Armstrong die Dr. John geheel naar eigen hand zet, zonder het respect voor het origineel uit het oog te verliezen. Het gevaar van cover albums zit hem vaak in het klakkeloos naspelen van de originele composities. Dr. John kiest niet voor de weg van de minste weerstand en hanteert een eigen benadering, waarbij hij met grote regelmaat nieuwe arrangementen loslaat om een ode te geven aan Armstrong. Waar de muziek van Louis Armstrong met name jazz georiënteerd is, zijn deze arrangementen van dr. John een mix van allerlei stijlen. Eigenlijk zoals we dat van dr. John gewend zijn. Persoonlijk vind ik dat dit een geheel nieuwe dimensie geeft aan de klassiekers van Louis Armstrong. Ook door de keur aan gastartiesten wordt het een kleurrijk muzikaal palet, waarbij ook invloeden uit de hedendaagse muziek niet worden geschuwd. Al met al vind ik ”Ske-Dat-De-Dat” een fantastisch eerbetoon aan een van de grootste jazzmuzikanten allertijden, en tevens een mooi voorbeeld van de veelzijdigheid en het muzikale talent van Dr. John.


Op ”St. Louis Times” brengt Jim Byrnes liedjes uit en over St. Louis. De subtitel van het album zegt wat dat betreft genoeg. Zoals eigenlijk gebruikelijk wordt ook nu Byrnes weer bijgestaan door producer en meestergitarist Steve Dawson. En dat levert naast een authentiek bluesgeluid, vooral ook weer prachtig gitaarwerk op. ”St. Louis Times” waaiert breed uit binnen het blues spectrum en dat levert een gevarieerd bluesalbum op. Maar bovenal straalt het album de sfeer van St. Louis uit. Byrnes en zijn kompaan Dawson weten hoe de blues gespeeld en gebracht dienen te worden en dat doen ze eigenlijk al jaren. ”St. Louis Times” is daarop geen uitzondering. Dus als je wilt genieten van warme authentieke ouderwetse blues is ”St. Louis Times” anno 2014 een dikke aanrader.


Johnny Winter is niet meer. Eerder dit jaar overleed deze bluesgrootheid in een hotelkamer in Europa. Na vele problemen met zijn gezondheid heeft het oude lichaam het dan toch begeven. Je zou kunnen zeggen dat Winter in het harnas is gestorven terwijl hij op tournee was. Aanleiding voor deze tournee is het album ”Step Back”. Net als voorganger ”Roots” grijpt Johnny Winter terug naar de oude bluesklassiekers. Wederom wordt hij bijgestaan door een keur aan gastartiesten. Al deze liedjes heb ik al vele malen is in vele verschillende uitvoeringen gehoord. De toegevoegde waarde is daarmee vrijwel nihil. Maar bij elk liedje hoor je direct het kenmerkende geluid van Johnny Winter. Zijn stem raspt nog steeds, en zijn typerende gitaarspel blijft een lust voor het oor. Hier en daar hoor je dat er wat sleet opkomt, maar in de studio heeft Johnny Winter nog niet veel aan kracht ingeboet. Op het podium was dat anders. Daar kon je met grote regelmaat zien dat hij worstelde met zijn gezondheid en de ouderdom. Dat doet verder helemaal niets af aan de grootsheid van Johnny Winter. Nu blijkt dat ”Step Back” zijn zwanenzang is geworden, is dat niets om je voor te schamen. Het album is niet alleen een eerbetoon aan de blues van weleer, maar is door het overlijden van Johnny Winter ook nog eens een mooie ode aan zichzelf geworden. R.I.P. Johnny Winter.


Danny Bryant heeft de pech dat hij in een genre opereert waarin het moeilijk is je te onderscheiden. Toch timmert deze Engelsman al een behoorlijk aantal jaren aan de weg, en weet de kenner inmiddels zijn albums ook te vinden. De vroegere albums van Danny Bryant vond ik vooral een manier om zijn gitaarspel te etaleren. Want gitaarspelen is wel aan Danny Bryant besteed. Om daar een goed liedje bij te schrijven is vaak een tweede. Maar vanaf zijn vorige album ”Hurricane” klinkt alles volwassener. Deze lijn trekt hij door op ”Temperature Rising”. Uiteraard is zijn gitaarspel nog steeds een wezenlijk onderdeel van de muziek. En daar valt op ”Temperature Rising” dan ook weer volop van te genieten. Maar er is meer aan de hand. De liedjes zijn gegroeid. Niet alleen qua opbouw en structuur, maar ook qua inhoud. Samen met het eerdergenoemde gitaarspel mag Danny Bryant dan ook voorzichtig uit de schaduw stappen van iemand als Joe Bonamassa. Natuurlijk zijn dit de eerste stapjes en is Bonamassa een stuk gevarieerder, maar Danny Bryant groeit met elk album en ”Temperature Rising” is dan ook zijn beste tot nu toe. Naast de betere liedjes stapt Bryant ook geregeld af van de klassieke triobezetting. Je hoort zo nu en dan ook smaakvolle toetspartijen en ronkende orgeltjes. Ook dit komt het totaalplaatje ten goede. Stevige bluesrockers worden afgewisseld met smaakvolle midtempo liedjes en tranentrekkende slowblues. Zoals een goede gitarist betaamt, is de klankkleur bepalend voor de sfeer van het liedje. Danny Bryant levert met ”Temperature Rising” een meer dan prima album af, en mag zich terecht nestelen in de top van de bluesrock.


Gek genoeg heb ik nog nooit een volledig album van John Hiatt beluisterd. ”Terms of My Surrender” is het eerste album van John Hiatt dat ik heb aangeschaft. Best vreemd, want ik heb de liedjes van John Hiatt altijd wel mooi gevonden. Ook zijn live optredens heb ik altijd als bijzonder prettig ervaren. Waarom dan nu pas overgaan tot het aanschaffen van een album? Ik denk dat het ermee te maken heeft dat ik ergens had gelezen dat ”Terms of My Surrender” zijn meest bluesy album ooit zou zijn. Of dat echt zo is, laat ik over aan de kenners van het gehele oeuvre van John Hiatt. Puur afgaand op ”Terms of My Surrender” vind ik het in ieder geval een album met een behoorlijke portie blues. En dan heb ik het niet alleen over muziek, want die is niet eens traditioneel blues. Maar gaat meer over het gevoel dat ”Terms of My Surrender” bij me oproept. Alleen al de titel van het album en de bijbehorende titeltrack ademt de blues van begin tot eind. Er zijn een paar luchtige momentjes, maar over het algemeen is de sfeer best broeierig. Dit past overigens ook wel bij John Hiatt en zijn immer donkere maar warme stem. Het gitaarspel is niet al te complex, maar het is doeltreffend in al zijn eenvoud. Naast de blues sijpelt de roots, americana en folk door alle liedjes heen. ”Terms of My Surrender” is een behoorlijk verslavend album gebleken. Na al die tijd ben ik dus toch overstag gegaan en zullen de echte kenners en fans me waarschijnlijk wijzen op het gemis van nog zoveel andere goede albums van John Hiatt. Wie weet waag ik me daar nog eens aan. Voor nu is ”Terms of My Surrender” een van mijn favoriete albums van 2014.


Het knappe aan The Black Keys vind ik dat al hun albums anders klinken, maar toch altijd als The Black Keys. ”Turn Blue” is weer anders dan voorganger ”El Camino”. Die plaat was opgewekt, bombastisch, swingend en aanstekelijk. ”Turn Blue” is meer ingetogen, donkerder en Dan Auerbach schrijft al zijn persoonlijke ellende van zich af. Veel vrolijkheid is er op ”Turn Blue” dus niet te vinden. Dat betekent niet dat de muziek deprimerend is. Een aantal nummers hebben een heerlijke groove, waarbij ik het vooral opvallend vind hoe vaak de baslijn als basis voor het liedje wordt gebruikt. Nu is dat op zich niet zo vreemd, maar in mijn beleving worden de liedjes op voorgaande albums veelal gedragen door de gitaarriff van Auerbach. Op ”Turn Blue” houdt Auerbach zich qua gitaarriff best wel in. Dat is even wennen, maar de instrumentatie is verder dik in orde en ik mis het dus nergens. Dat betekent niet dat er geen gitaarspel is te horen op ”Turn Blue”. Af en toe hoor je nog die aanstekelijke riffs, maar vooral bevat ”Turn Blue” een aantal fantastische gitaarsolo’s. Een mooi voorbeeld is het einde van opener ”Weight of Love”. Productietechnisch zit het allemaal weer bijzonder vernuftig in elkaar en klinkt het als een klok. De liedjes vormen ook nog eens een mooi geheel. Uitzondering daarop is afsluiter ”Gotta Get Away”. Dit nummer zou qua sfeer beter passen op ”El Camino”. Het klinkt als een samenraapsel van alle elementen van een classic rock nummer; een killer riff, een onweerstaanbaar refrein, etc. Is het daarom een slecht liedje? Helemaal niet wat mij betreft, ik vind hem heerlijk, maar het past gewoon niet echt de context van ”Turn Blue”. Aan de andere kant wordt het album wel opgewekt afgesloten. ”Brothers” blijft mijn favoriete album van The Black Keys; broeierig, bluesy en soulvol, maar ”Turn Blue” ligt wat mij betreft mooi in het verlengde ervan. 

dinsdag 30 december 2014

Op de valreep (2)


Een jaar na het debuutalbum ”Can’t Go Home” komt King of the World met hun tweede album ”KOTW”. In hoofdlijnen is er niet veel veranderd. Deze op en top Nederlandse bluesband brengt swingende blues van de bovenste plank. Toch zijn er kleine verschilletjes. ”KOTW” vind ik net even wat gevarieerder dan het debuut. Dat album was swingend en (blues)rockend (met uitzondering van het ingetogen eerbetoon aan Harry Muskee) van begin tot eind. ”KOTW” kent wat meer variatie in uptempo, midtempo en slow. Opener ”Fool No More” en ”If You Want To Leave” zijn van die heerlijke meeslepende midtempo liedjes. Terwijl ”Beating Like a Drum” een prachtige slowblues is. De muzikale virtuositeit van King of the World komt van gitarist Erwin Java en toetsenist Govert van der Kolm. Die laatste ronkt er lustig op los met zijn Hammond B3 orgel, en de gitaarpartijen van Java vind ik vooral erg warm en gloedvol. Bassist en zanger Ruud Weber heeft een mooie warme en soulvolle stem en samen met drummer Fokke de Jong zorgen ze voor een solide ritmesectie. ”KOTW” is een modern geproduceerd bluesalbum dat past in deze tijd. Ik besef me dat je ervan moet houden, maar ik vind het heerlijk om naar te luisteren. Ik ben blij dat de heren op dit moment in hun carrière het risico hebben genomen om in dit avontuur te stappen, want ze behoren ondanks hun korte samenzijn nu al tot de top van de Nederlandse bluesscene, over hun individuele staat van dienst nog maar te zwijgen.


Ian Siegal’s eerste soloalbum is gelijk een gewaagde. Het betreft een solo-optreden voor de BBC, waar Siegal in zijn eentje met zijn akoestische gitaar eigen liedjes speelt, afgewisseld met traditionals en obscure lang vergeten bluesliedjes. De titel ”Man & Guitar” zegt wat dat betreft genoeg. In deze opzet is het lastig om de aandacht de volledige set vast te houden. Maar Ian Siegal flikt dat moeiteloos. Niet alleen in muzikaal opzicht blijft het boeiend met zijn lekkere rauwe maar soulvolle stem. Ook zijn gitaarspel vind ik fantastisch, heerlijk authentiek en met een scherp randje en veel akoestische slide. Maar ook Siegal’s persoonlijkheid, interactie met het publiek en zijn humor doen een duit in het zakje. De interludes zijn ontzettend grappig en Siegal bespeelt het publiek goed met de nodige zelfspot. Maar uiteindelijk zijn het de liedjes die het hem doen. Ian Siegal is een echte troubadour die de blues met gemak naar deze tijd weet te brengen, maar die met zeker een been diep in het bluesverleden staat geworteld. Mooi album!


Devon Allman is een druk baasje. Naast zijn solocarrière, speelt hij tevens in de superformatie The Royal Southern Brotherhood. Met die laatste bracht hij eerder dit jaar het heerlijke ”HeartSoulBlood” uit. Nu verschijnt dan ook zijn tweede soloalbum ”Ragged & Dirty”. In tegenstelling tot zijn eerste album, ”Turquoise”, is ”Ragged & Dirty” zoals de titel al doet vermoeden iets rauwer. De gitaren klinken in de uptempo liedjes wat ruiger en regelmatig rockt het behoorlijk. De opener ”Half the Truth” is daar een goed voorbeeld van. Allman is niet in een hokje te plaatsen. Hij combineert blues, soul, funk en southern rock tot een lekkere smeltkroes. In de gitaarsolo's en in de langzame liedjes doorklinkt de blues (het instrumentale ”Midnight Lake Michigan” is bloedstollend mooi). De stem van Allman is heel soulvol. En in de uptempo liedjes klinkt de tweede gitaar vaak heel funky. Ook het gebruik van de Hammond B3 orgel verraad de afkomst van Allman. De invloed van zijn vader is duidelijk hoorbaar. ”Ragged & Dirty” is geen vernieuwend album. Het is niet eens origineel en baanbrekend, maar als liefhebber van blues en rock vind ik dit heerlijke muziek. Devon Allman is een van die jonge gasten die de muziektraditie van weleer heden ten dage hooghoudt. Zijn vader kan terecht trots op hem zijn. Dit is een heerlijk no nonsens album voor eigenlijk elk moment van de dag.


De titel van dit album, ”Rock ’N Roll Blues” vind ik een beetje misleidend, want dit album vind ik best ingetogen. Af en toe swingt het behoorlijk en heeft het de eigentijdse trekjes van North Mississippi Allstars, zoals op opener ”Vandalize”, maar het grootste deel van ”Rock ’N Roll Blues” vind ik best ingetogen met invloeden uit roots, country en americana. Het album is in zijn geheel akoestisch en dat draagt bij aan de authentieke sfeer. Na een paar luisterbeurten groeien de liedjes en vind ik het vooral een lekker luisteralbum. Het is in mijn beleving niet zo goed als het laatste werk van North Mississippi Allstars, maar ”Rock ’N Roll Blues” is een lekker tussendoortje.




Joep Pelt is vermoedelijk bij het grote publiek niet heel erg bekend. Bij de ingewijden staat hij echter bekend als een van de meest gerespecteerde zangers en gitaristen binnen de roots en met name de blues. Of het nu traditionele Amerikaanse of Afrikaanse blues is, Joep Pelt draait er zijn hand niet voor om. Daarnaast weet Pelt er iedere keer weer zijn eigen draai aan te geven. Waar het in zijn muzikale carrière behoorlijk voor de wind ging, kreeg hij privé nogal wat te verstouwen. Bij een auto ongeluk in Afrika verloor hij zijn vrouw en overleefde hijzelf ternauwernood het ongeval. Na een lange tijd van herstel en revalidatie volgt met ”Show Me the Way” zijn eerste album sinds lange tijd. Wederom verkent Pelt de grenzen van de blues en mengt hij diverse stijlen tot een lekkere cocktail. Ook zingt en speelt Pelt de persoonlijke ellende van zich af. Met name in de langzame liedjes wordt pijnlijk duidelijk wat deze man heeft moeten doorstaan. Mooie voorbeelden hiervan zijn ”Bad Luck”, ”Let Go”, ”Don’t Leave Me Now” en ”Amsterdam”. Het gitaarspel van Pelt is niet per se fenomenaal te noemen, maar wel bijzonder divers en volledig in dienst van het liedje. Daarnaast weet hij met zijn gitaar de juiste emotionele lading aan een liedje mee te geven. ”Show Me the Way” is waarschijnlijk zo'n album dat een beetje in de underground blijft hangen. Aan de ene kant past het wel een beetje bij Joep Pelt, maar aan de andere kant verdient deze pionier van de Nederlandse blues veel meer aandacht en waardering. ”Show Me the Way” is een album dat bij die status gehoord en kun je best indrukwekkend noemen.

zaterdag 27 december 2014

Op de valreep (1)

Na zoveel tijd is er eindelijk weer een nieuwe plaat van Lucinda Williams. En dan is het ook nog eens een dubbelalbum. Daarmee maakt Lucinda Williams het zich wel direct moeilijk. Er zitten namelijk allerlei valkuilen aan dubbelalbums, zoals: het vasthouden van de spanningsboog, op de loer liggende saaiheid, en de kans op mindere composities. Toch vind ik dat Lucinda Williams deze valkuilen goed heeft weten te omzeilen op ”Down Where the Spirit Meets the Bone”. Ik kan me best voorstellen dat voor anderen dit album op een gegeven moment teveel van hetzelfde dreigt te worden, maar persoonlijk blijf ik geboeid van begin tot eind. Dit komt vooral door de nog immer raspende rauwe en soms bijna tegen het valse aan schurkende stem van Williams. Deze imperfectie leidt in mijn beleving tot de constante spanning tussen de tekst en muziek. De muziek is een broeierige mix van blues, roots, americana en country. De instrumentatie is geweldig en vooral het gebruik van vele verschillende gitaren vind ik een genot voor het oor. In de meeste liedjes hoor je wel 3 tot 4 gitaarlagen, waarbij ik met name de steel gitaar fantastisch vind. Ook het ronkende orgeltje is een zeer welkome aanvulling op het geluidspallet. Lucinda Williams levert met ”Down Where the Spirit Meets the Bone” wat mij betreft wederom een prachtalbum af.



Het is alweer een tijdje geleden dat ik zo’n lekker live album gehoord heb. Zeker als je in ogenschouw neemt dat dit album vol staat met authentieke elektrische blues. Dat dit in het straatje van Gary Clark Jr. past liet hij al horen op zijn studio album ”Blak and Blu”. Hoewel ik dat een goed album vind, was de invloed van R&B in sommige nummers mij net even te gortig. Op dit live album is van dat alles niets te merken. De nodige bluesklassiekers komen voorbij en Clark Jr. weet precies hoe ze horen te klinken. Het gitaarspel van Clark Jr. is hier ronduit fantastisch. Elke riff, lick en solo is doorspekt met de blueshelden van weleer. Ook zijn eigen liedjes klinken live net even wat rauwer, donkerder en meeslepender. Zelfs de liedjes waar een lichte zweem van R&B aan kleeft worden door Gary Clark Jr. en zijn band voorzien van een bluesy sfeer. Zoals het hoort worden de liedjes lekker lang opgerekt en wordt er lustig op los gejamd. De live reputatie van Gary Clark Jr. was mij reeds bekend, maar dit album overtreft mijn verwachtingen. Anno 2014 heeft de blues nog nooit zo levendig geklonken.


Zoals de titel ”Goin’ Home” al doet vermoeden keert Kenny Wayne Shepherd met zijn band terug naar zijn roots, de blues. Het voorgaande album ”How I Go” vond ik een mooie mix tussen blues, rock en af en toe pop, maar ik vond op dat album ook de hoogtepunten de liedjes die het dichts bij de blues lagen. Op ”Goin’ Home” doet die vraag niet terzake, want dit albums staat bol van de bluesklassiekers. Kenny Wayne Shepherd neemt klassiekers onderhanden van Johnny ”Guitar” Watson, Magic Sam, Muddy Waters, Stevie Ray Vaughan, Bo Diddley, Albert King, Howlin’ Wolf, B.B. King, Freddie King, Lee Dorsey, Earl King, Buddy Guy en Junior Wells. Dat zijn illustere namen, maar Shepherd kent zijn plek. Nergens probeert hij deze grootheden naar de kroon te steken, hij en zijn band voeren de nummers uit op hun eigen manier, maar wel trouw aan het origineel. De moderne productietechnieken zorgen ervoor dat deze liedjes klinken als een klok. Het gitaarspel van Shepherd is fenomenaal en zo hoor ik hem dus het liefst. Een combinatie van rauwheid en warmte tovert hij uit zijn vintage Fender gitaar. Het tempo zit er over het algemeen goed in en dit album swingt en grooved. Tijdens de rustmomenten, bijvoorbeeld in de slowblues ”You Done Lost Your Good Thing Now” gaat de intensiteit omhoog. In het afsluitende ”Still a Fool” gaat Shepherd nog een duel aan met Robert Randolph. Mooi hoe hun verschillende gitaarstijlen zo mooi in elkaar passen. ”Goin’ Home” is verre van een origineel album, maar het is goed uitgevoerd en ik als liefhebber van bluesgitaristen lik hier mijn vingers bij af.


Op ”HeartSoulBlood” gaat Royal Southern Brotherhood gewoon verder waar ze op hun titelloze debuut gebleven waren. Maar ”HeartSoulBlood” klinkt misschien nog net even gevarieerder dan de voorganger. Royal Southern Brotherhood kookt een stampende en dampende mengelmoes van southern rock, blues, soul en funk. Deze heren zijn niet voor een gat te vangen. Het gitaarwerk van Devon Allman en Mike Zito is om je vingers bij af te likken. Ook hun afwisselende vocalen zorgen voor meer dan voldoende dynamiek. Cyril Neville zorgt daarnaast nog eens voor de nodige warmte en soul, terwijl met name de funk van de ritmesectie komt. Het album opent heerlijk met het stuwende ”World Blues”. De intro van ”Here It is” is super funky met dat lekkere basloopje. ”Callous” is een meeslepende powerballad met intens gitaarwerk. ”Let’s Ride” swingt de pannen van het dak en het ingetogen ”Takes a Village” is een mooie gospelachtige ballad. Deze superband overtuigt opnieuw met ”HeartSoulBlood”. Heerlijk album vol funky bluesrock.


”Hornet’s Nest” van Joe Louis Walker is een lekker rockend bluesalbum. Het gitaarwerk is stevig te noemen en de stem van Walker is lekker rauw, maar soulvol tegelijk. Ook gooit Walker er af en toe een beetje funk en gospel tegenaan. ”Hornet’s Nest” bewandelt daarmee geen nieuwe paden, maar klinkt vooral vertrouwd. Persoonlijke favorieten zijn ”As the Sun Goes Down”, ”Love Enough”, ”Ramblin’ Soul” en ”I’m Gonna Walk Outside”. De muziek van Joe Louis Walker kun je nog het best beschrijven als de elektrische Chicago blues van weleer. Wellicht met iets minder harmonica, maar verder net zo energiek, swingend en rockend. Gewoon een lekker album dus, geen poespas, maar gewoon recht-toe-recht-aan elektrische blues.